Oranje Leeuwinnen naar WK-finale, maar toch volop kritiek: hoe kan dat?

Oranje Leeuwinnen naar WK-finale, maar toch volop kritiek: hoe kan dat?

De vlaggen kunnen uit: de Oranje Leeuwinnen hebben de finale van het wereldkampioenschap voetbal in Frankrijk bereikt. Naarmate het toernooi vorderde, groeide ook het enthousiasme rondom het vrouwenelftal. Toch lijkt de welbekende oranjekoorts minder aanwezig dan bij een ‘mannen-WK’. En de kritiek na een matige, maar toch gewonnen wedstrijd is onevenredig hard.

Anderzijds is een groot deel van de kijkers opvallend enthousiast. Slecht spel lijkt niets uit te maken en iedere vorm van kritiek wordt met boegeroep begroet. Waar komt deze paradox vandaan?

Een ‘andere’ sport

De criticasters: wat zijn hun bezwaren? Het meest gehoorde argument is dat het spel van de Leeuwinnen – of zelfs vrouwenvoetbal in het algemeen – niet op ‘echt’ voetbal zou lijken. Het zou te langzaam gaan en er worden te veel fouten gemaakt. Het feit dat de VS, de torenhoge titelfavoriet, niet zolang geleden nog verloor van een jongenselftal onder 14 jaar, spreekt ook niet echt in het voordeel van de voetbalsters. Maar hoe zit dit dan bij andere sporten?

Afgezien van een enkele flauwe opmerking (“dat lijkt het meest op stofzuigen”, “zo’n racket is net een koekenpan”) kijken we wél vol trots naar dameshockey en -tennis. Maar zouden Kiki Bertens en Robin Haase een potje tegen elkaar spelen, dan wordt onze beste tennisster zonder twijfel ingemaakt. Hetzelfde geldt voor de dameshockeyploeg, die al tientallen jaren de ene na de andere Europese en wereldtitel binnensleept.

Niet alleen een fysiek verschil met mannenvoetbal

Het verschil lijkt ‘m bij deze sporten echter vooral in het fysieke aspect te zitten. Kiki Bertens heeft geen mindere techniek in haar rechterarm dan Robin Haase, maar beschikt simpelweg over minder kracht. Datzelfde geldt voor hockey: Caia van Maasakker zal de bal uit een strafcorner net zo goed de hoek in kunnen sturen als Mink van der Weerden. De snelheid van de bal zal echter aanzienlijk verschillen. Niets aan te doen, dit is nu eenmaal evolutionair bepaald.

Maar bij de voetbalsters zit het anders. De kijker ziet dingen misgaan die op redelijk mannenamateurniveau niet gebeuren. Verkeerde aannames, vreemde keuzes, grabbelende keepers, WK-wedstrijden die in 13-0 eindigen… Hier gaat het niet alleen om een onoverkomelijk verschil in fysiek vermogen, maar ook een zichtbaar tekort aan technische bagage en tactisch inzicht. Dit is voor vele voetballiefhebbers de reden om niet naar het damesvoetbal te kijken.

Maar er keken 5 miljoen mensen!

Dat klopt, de halve finale werd door bijna 5 miljoen Nederlanders op de bank gevolgd. En ook de stadions – zeker de wedstrijden in Valenciennes, Noord-Frankrijk – waren flink gevuld met Oranje-supporters. Echter, het is een ander publiek dan bij mannenvoetbal. Uit de kijkcijfers, zo berichtte het AD onlangs, blijkt dat in de categorie 35 jaar en jonger nauwelijks mannelijke kijkers zijn. Dit zijn nu juist de typische actieve voetballers, die het spelletje doorgaans ook op de voet volgen. In de stadions zien we opvallend veel kinderen en vrouwen. Eerder evenementenpubliek dan voetbalfans.

Het lijkt alsof zij die het vrouwenvoetbal wél volgen dit eerder doen uit een vorm van chauvinisme dan uit echte liefde voor de sport. Niet voor niets worden de clubwedstrijden uit de Eredivisie voor vrouwen nauwelijks bezocht. Er heerst in Nederland geen vrouwenvoetbalhype, maar een zucht naar Hollands voetbalsucces. Zeker nu de Oranje-heren de laatste twee eindtoernooien ontbraken.

About Redactie

Laat een reactie achter

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*

Scroll To Top